Afgelopen week was ik - in het kader van een project in de ouderenzorg- in gesprek met een hoofd zorg en welzijn. Hij gaf leiding aan een aantal afdelingen, waaronder een revalidatieafdeling die normaal altijd bezet is met 28 patiënten. Hier liggen voornamelijk de mensen die na een hersenbloeding of herseninfarct opgenomen worden om te revalideren. Ik vroeg hem: “Hoeveel mensen liggen er nu op de revalidatie?” En hij zei: “Drie patiënten.”
Ik was verbijsterd. Hoe was dit mogelijk? Achterstanden in andere zorg, dat was allemaal wel te verklaren. Maar deze patiënten? Hoe kon corona ervoor zorgen dat er zo weinig bedden op deze revalidatieafdeling bezet waren? Het kon toch niet zo zijn dat er daardoor minder beroertes plaatsvonden? Of wel? De leidinggevende keek mij aan, en zei:
”Wij hebben dit nog nooit meegemaakt. We kunnen het niet verklaren. We gaan het vanzelfsprekend onderzoeken en met collega-instellingen opnemen. Het is heel belangrijk om hier verder in te duiken.”
Een ander voorbeeld uit de Volkskrant van 23 april j.l. Naast de helft van de mensen met ernstige psychische klachten die zich slechter voelen door corona is er tot verrassing van sommige hulpverleners een kleiner, maar substantieel aantal mensen uit deze groep die zegt zich juist béter te voelen. Remke van Staveren, psychiater voor Buurtzorg in Utrecht: “Die zeggen: maak je maar geen zorgen, ik red me wel, er zijn mensen die het nu moeilijker hebben dan ik.”
En zo zijn de laatste maanden meer onverwachte wendingen ontstaan. Er doen zich nieuwe inzichten voor, en opvallende ervaringsfeiten. En dit allemaal omdat de situatie nu in c-tijd zo anders is dan anders. Niet alleen in het milieu zijn daar vele dingen van te merken (zoals bijvoorbeeld in Venetië: helderblauw water, vissen en broedende eenden in het midden van de stad). Ook in de zorg zijn er ontdekkingen. Er zijn variabelen veranderd (b.v. geen bezoek, werkplaats anders dan anders) waardoor ineens een heel ander deel van het bekende plaatje te zien is. Soms geeft deze situatie nou net nieuwe informatie over een bewoner, of over een team en de samenwerking.
Ik had bijvoorbeeld erg te doen met de ouderen en mensen met een beperking die door de coronamaatregelen hun familie niet meer in levende lijve mochten zien. Ik denk dat het welzijn van deze bewoners heel sterk te lijden heeft onder deze beperking.
Maar interessant genoeg komt door deze situatie ook een groep bewoners naar voren die er baat bij blijken te hebben om hun familie niet te zien. Sinds het bezoekverbod is ingevoerd, hebben deze bewoners minder triggers en zijn rustiger. Met name voor mensen die geen goede relatie met hun familie hebben valt deze spanning weg. Zijn er ook zulke ervaringen in de gehandicaptenzorg? Is hier iets van bekend? En als dat zo is, welke vragen roept dit dan op?
Sommige medewerkers van Wonen en Werken, die nu vaak in heel andere samenstelling werken, merken dat zij door de veranderingen ineens veel makkelijker met elkaar afstemmen. Er is minder gedoe voor nodig, en de besluitvorming gaat sneller.
Wellicht omdat hun werkgebieden op een andere manier zijn geordend, omdat deelnemers anders gegroepeerd zijn, omdat medewerkers van Werken nu werken in Wonen e.d. Welke inzichten komen er door deze ervaringen naar voren? Tot welke veranderingen leidt dit mogelijk, als ‘de deur weer opengaat’?
Als je onderzoekend van geest bent, wil je van de -anders-dan-anders-ervaringen in coronatijd het jouwe weten. Zodat je kan opsporen waar dat mogelijk nieuwe vragen oproept of andere informatie oplevert dan waar je normaliter van uitgaat. Deze informatie kan helpen om bijvoorbeeld meer persoonsgericht te handelen of beter met elkaar samen te werken. Dat kan, als je de bijvangst van de tijdelijke beperkingen als betekenisvolle vangst beschouwt, die het waard is om te bevragen en onderzoeken.
Danja van der Meer